Selecteer een pagina

Voor de periodiek van de Historische Kring Maarssen schreef ik het verhaal van oud verzetsstrijdster Jenny Hogenhout:

Jenny Hogenhout en een droevige bevrijding in mei 1945

Daar stond ze, pas 21 jaar oud, bij het graf van haar held en verloofde Willem van der Kooij. Wim had 5 mei 1945 niet overleefd en was in het harnas gestorven. Emoties kwamen en gingen terwijl de saluutschoten van de mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten wegstierven. Wim werd door zijn strijdmakkers met militaire eer begraven op de oude begraafplaats in Maarssen. Terechte eerbied voor een heldhaftig verzetsstrijder waarvan zij nooit zou weten wat hij precies allemaal gedaan had. Wim hield uit veiligheidsoverwegingen zijn mond altijd dicht zodat ieders veiligheid maximaal gewaarborgd zou zijn. Ze wist zelfs niet hoe hij gestorven was en wat zijn laatste woorden waren.

Haar gedachten gingen verder terug naar de tijd dat ze elkaar voor het eerst hadden ontmoet, nog geen twee jaar geleden. Ze werkten beiden in Utrecht en woonden allebei in Maarssen. Hij aan de Kerkweg in de pastorie bij de kerk en zij met haar moeder op de Straatweg 116 onderaan de opgang naar de hoge brug. Van het station naar huis liepen ze met regelmaat samen een stuk op en spraken over zaken waar jonge mensen over spraken.  Eerst over koetjes en kalfjes, maar later vertelde Wim ook over zijn diensttijd in 1940. Hij was trots op de prestaties die hij als onderdeel van een luchtverdedigingsbataljon had geleverd. Ergens in het vervolg van de gesprekken werd duidelijk dat hij nu in het verzet zat. Het verzet wat hij uiteindelijk met de dood heeft moeten bekopen.

Wat was er in die amper twee jaar veel gebeurd. En wat hadden ze veel plannen. Ze wilden trouwen – op 15 juli 1944 hadden ze zich verloofd – en samen werken aan het wederopbouwen van Nederland. Plannen die Wim nooit meer ten uitvoer zou kunnen brengen. Plannen die voor haar ook even niet meer belangrijk waren. Plannen die verdwenen onder het verdriet en onder de zorgen. Zorgen over haar broers, van wie de ene vermoedelijk in Duitsland bij de Arbeitseinsatz ingezet was en de andere voor zo ver ze wist ondergedoken was na gevlucht te zijn uit gevangenschap. Zorgen over de gezondheid van haar moeder. Zij stond daar eenzaam aan het graf, terwijl haar leeftijdsgenoten elders ongetwijfeld de bevrijding vierden.

Ik heb hierboven het beeld beschreven dat zich de laatste week bij mij heeft gevormd op basis van het uitgebreide gesprek dat ik had met mevrouw Jenny Hoogenhout in haar appartement in Bilthoven en na vele artikelen over Wim en haar te hebben gelezen. Ze is oud en frêle, maar vooral buitengewoon helder en een indrukwekkend gesprekspartner die haar woorden moeiteloos vindt. Woorden die soms met nadruk, trots, verdriet en gepaste emotie worden uitgesproken; woorden in combinatie met een authentieke mimiek waardoor ik me moeiteloos in gedachten kan verplaatsen naar 1945. 

Ze zou het zeker niet waarderen wanneer ik haar verhaal niet nauwkeurig zou weergeven. Netjes, zonder fouten, zonder ophef, eerlijk en met respect. Het is een verhaal van twee jonge mensen in verzet en zeker ook een verhaal over de eer die haar – en vooral Wim via haar – nog altijd ten deel valt. 

Jenny woonde met haar moeder en haar jongste broer op de Rijksstraatweg (nu Amsterdamse Straatweg) 116 in Maarssen. Een 2 onder 1 kap woning onder aan de oprit naar de hoge brug richting Utrecht. Haar vader, een oud militair, was in 1936 overleden. Zij werkte voor de Algemene Transportonderneming in Utrecht. Voor de oorlog heette deze onderneming Van Gent & Loos, maar aangezien dat een Joodse naam was werd deze gewijzigd in Algemene Transportonderneming. Dagelijks liep ze over de hoge brug naar het station aan de overkant van het kanaal. Het zal eind 1943 of begin 1944 geweest zijn dat ze op de terugweg al wandelend in gesprek kwam met Wim van der Kooij. Hij woonde in de pastorie van de Nederlands Hervormde kerk aan de Kerkweg. Zijn vader was dominee. 

Na verloop van tijd liepen ze met regelmaat samen naar huis en werd er over meer gepraat dan over koetjes en kalfjes. Wim vertelde over zijn tijd bij het 1e regiment luchtdoelartillerie. Twee dagen voorafgaand aan de Duitse inval werd hij als kanonnier naar de 163e batterij in Wassenaar gestuurd. Deze batterij haalde op 10 mei maar liefst zes Duitse vliegtuigen neer. Op 10 mei, de batterij was inmiddels verplaatst naar Hoek van Holland, kregen ze te horen dat Nederland capituleerde waarna ze hun wapens onklaar maakten en in zee deponeerden. Sinds de herfst van 1940 werkte hij als inspecteur bij de Spaarkas in Utrecht.  Ook werd duidelijk, Jenny weet niet meer precies hoe, dat Wim ‘iets’ deed in het verzet. Waarschijnlijk heeft ze kort daarna zelf aan Wim gevraagd of zij ook iets kon doen. Maar het kan ook zijn dat het van beide kanten kwam. Veel wist ze niet, maar ze kende wel het probleem van onderduikers en hun noden.

Het is Wim geweest die haar vroeg te gaan solliciteren bij het distributiekantoor in Maarssen. Dat was de plek van onder andere de o zo belangrijke voedselbonnen. Voedselbonnen die iedereen, dus ook onderduikers, nodig had om aan eten en drinken te komen. Alles was immers ‘op de bon’. Bonnen kreeg je uitsluitend wanneer je een geldige stamkaart had. Onderduikers en een deel van de verzetsmensen hadden zo’n stamkaart niet, dus was het zaak om voor hen op een andere manier aan deze bonnen te komen. Daar lag een deel van haar taak: het bemachtigen van bonnen. Zij ‘regelde’ de bonnen bij haar baas (Van de Hoek) en bracht ze, op haar fiets die niet gevorderd mocht worden omdat ze bij het distributiekantoor werkte, deels naar Wim en deels naar ‘andere adressen’. En ze bracht vaak meer rond dan alleen verschillende soorten distributiebonnen. Ook ‘krantjes’ werden door haar rondgebracht. 

Het lijkt misschien niet het meest sensationele verzetswerk, maar het was wel essentieel – zeker de distributiebonnen – om iedereen te laten overleven. Zonder risico was het zeker niet. Zo is de directeur van het distributiekantoor van Maarssen, De heer van de Hoek, haar baas dus, in de oorlog door de bezetter opgepakt en gefusilleerd. En voor het in bezit hebben van één illegaal krantje kon je al de doodstraf krijgen. Meerdere keren is het ook bijna fout gegaan. De ene keer kwam iemand bij haar moeder langs om te vertellen dat op een zeker adres geen krantje meer geleverd moest worden omdat de bezetter het huis gevorderd had, de andere keer moest haar moeder snel voor haar gaan staan opdat de ingekwartierde soldaat in hun huis niet zou zien dat ze een stapel krantjes bij zich had. Die zaten in een speciaal door haar moeder op haar jurk genaaide zak, van dezelfde stof, voor op haar buik… Dan is er nog het verhaal van de treinreis. Op zeker moment vroeg Wim haar om naar Groningen te reizen om daar distributiebonnen op te halen. Naderhand lijkt het duidelijk dat het hier ging om een deel van de 133.450 bonnen die de KP Noord had buitgemaakt bij een overval op drukkerij Hoitsema in Groningen. Het zou een spannende treinreis worden waarbij ze op de terugweg een hele stapel bonnen had verstopt in haar step-in. Toen er ook nog eens vliegtuigen van de geallieerden overkwamen, het alarm afging en er geschoten werd, moest de trein stoppen en verstopten alle passagiers zich in putjes langs het spoor. Gelukkig liep het goed af en kon zij in Maarssen de zo kostbare distributiebonnen overhandigen aan Wim.

Moeder was best boos geweest op Wim omdat hij haar dochter had betrokken bij het verzet. ‘Wat doe je me aan’, zou ze tegen Wim gezegd hebben. Het eerste wat ze deed was vaders oude legeruniform verbranden om geen verdenking te wekken. Anderzijds was zij het die de zak op de jurk van haar dochter naaide voor de krantjes. Moeder regelde ook op verzoek van Wim twee fietsen voor twee Nederlands-Indische jongens die samen met Wim in het verzet zaten. Moeder had meer redenen om bezorgd te zijn. Haar ene zoon zat al drie jaar ergens in Duitsland in het kader van de Arbeitseinsatz en haar andere zoon was, als hoofd distributie van Loenen, gearresteerd. Hij was naar kamp Amersfoort gebracht en vervolgens te werk gesteld bij de stijfselfabriek in Utrecht waarna hij was ontsnapt.

Ondertussen vertelde Wim zo weinig mogelijk. Hij was ‘koerier’ bij het verzet. Zij was er die avond bij geweest toen Wim thuis kwam van een opdracht en enige tijd bewusteloos met het schuim op de mond op de grond was blijven liggen. Nadat hij  was bijgekomen, hield hij toch de kiezen stijf op elkaar. Het was voor iedereen duidelijk dat het meer dan serieus was. Jenny vermoedt, maar weet het niet 100% zeker, dat Wim inmiddels sectiecommandant was en dat hij zijn koerierswerk had ingeruild voor het ‘schaduwen van verkeerde elementen en zo nodig handelen’…  Er waren natuurlijk ook mooie momenten geweest. Zo volgde ze samen met vijf andere dames, clandestien, bij dokter Hoekstra een EHBO cursus, voor ‘het geval dat’. En er waren bijvoorbeeld de keren dat Wim op de fiets terugkwam met flessen melk uit Maarssenbroek en eerst ‘even bij haar langs kwam’ om een fles half leeg te gieten in een kan om daarna de fles weer aan te vullen met water. Wim vertelde niet veel. Hij deed.

In het voorjaar van 1945 liep de oorlog ten einde. De LKP (= Landelijke Knok Ploegen) waar Wim als verzetsman deel van uitmaakte als ‘Koerier Top-LKP’ was bij Koninklijk Besluit opgegaan in de BS (Binnenlandse Strijdkrachten). Op 4 mei kreeg hij van de plaatselijke leiding van de BS een opdracht die de volgende dag zijn laatste zou blijken te zijn…

De Duitse Admiraal Von Friedeburg capituleerde op 4 mei 1945 namens de Duitse troepen in Noord-West Europa in Lüneburg voor de Britse veldmaarschalk Montgomery. Dat betekende niet dat alle Duitse soldaten daarvan onmiddellijk op de hoogte waren. Op vele plekken in Europa was het een chaotische situatie. Dat gold ook voor Maarssen en omstreken. De Canadese troepen waren nog niet gearriveerd en vele Duitse soldaten -vaak Georgiërs en Armeniërs- waren nog in het bezit van hun wapens én waren nog ingekwartierd bij Nederlandse gezinnen. Het was voor niemand duidelijk hoe deze Duitse soldaten zouden reageren en wat voor opdrachten ze van hogerhand wel of juist nog niet gekregen hadden. De leiding van de plaatselijke BS begreep dit goed en besloot daarom op 4 mei bevelen af te kondigen om de volgende dag strategische locaties te bezetten. De groep waar Wim van der Kooij toe behoorde, kreeg als opdracht om in de buurt van het Haar-Rijnkanaal post te vatten om te voorkomen dat de dijken aldaar zouden worden opgeblazen. Daartoe waren ze met een bootje de Vecht overgestoken ter hoogte van het huidige Geesberge. Toen na verloop van tijd bleek dat er geen gevaar dreigde, besloot de groep zich rond 2 uur ’s middags weer terug te trekken naar het uitgangspunt. Wat er vervolgens precies gebeurd is, zal nooit duidelijk worden. Ze kwamen een groep Duitse soldaten tegen die in eerste instantie niets deed. Daarop besloot een deel van de groep in het bootje te stappen. Halverwege de overtocht werd er toch op hen geschoten. Waarschijnlijk probeerde men dekking te zoeken in het bootje waarna dit kapseisde en de mannen, waaronder Wim, te water raakten waarna enkelen van hen verdronken vanwege hun zware bepakking, bewapening en kleding.

Dat alles werd trouwens pas de volgende dag duidelijk. Eerst werd gedacht dat hij gevangen genomen was, maar mensen die de groep gevangenen, een deel van de groep van Wim, hadden zien lopen over de Straatweg, hadden Wim daar niet bij gezien. Wim was ‘zoek’. De volgende dag, zondag 6 mei tussen 11 en 12 uur ’s morgens, werd een aantal dode mannen uit de Vecht gehaald. Jenny was op dat moment thuis met haar moeder. Ze stond voor het raam te kijken naar Duitsers die afgemarcheerd werden toen iemand aan haar moeder kwam vertellen dat er mannen uit de Vecht gehaald waren. Zij wisten direct genoeg. Wim werd in eerste instantie samen met de andere gesneuvelden opgebaard in de aula van de algemene begraafplaats. Jenny is daar samen met haar zieke moeder heengegaan om vervolgens door te lopen naar het huis van zijn vader. Zijn vader was inmiddels met emeritaat en woonde aan de andere kant van de Vecht. Aldaar, na elkaar gecondoleerd te hebben, gaf zijn vader onverwacht aan Jenny de verlovingsring van Wim. Een moment wat in haar geheugen gegrift staat: een moment van immens verdriet. 

Op 7 mei maakte de commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten te Maarssen en Maarsseveen bekend dat er de volgende dag gelegenheid zou zijn om te defileren voor de in de vrijheidsstrijd gevallenen. Dat kon in het ‘Kerkgebouw der Nederlands Hervormde Evangelisatie’ aan den Kerkweg. Er kwam een defilé voor Wim en nog vijf personen die op 5 mei waren omgekomen. De bevolking werd dringend verzocht zich vanaf dit moment tot na de begrafenis op 9 mei te onthouden van vreugdebetoon. Op 9 mei ’s middags vertrok de rouwstoet over de Kerkweg vanuit de Jeugdkerk (het gebouw waar nu uitvaartonderneming Snijders zit) en waar Wim inmiddels naar toegebracht was, naar wat nu de Dorpskerk heet en de daarbij gelegen begraafplaats. Indrukwekkend was het dat op dat moment een groep Canadese militairen passeerde, terwijl aan de andere kant van de weg een twintigtal Duitse militairen, stram in het gelid, de verzetsman saluerend een laatste groet bracht.

De familie Van der Kooij begroef hun jongste zoon. De leden van de N.B.S. (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten) vuurden saluutschoten af.  De sinds 1943 in de pastorie ondergedoken Jodinnen (moeder en dochter Van Hasselt) waren er bij. Jenny was er. Alleen, met oneindig verdriet, leegte en eenzaamheid. Wim had de vrijheid duur betaald; net als velen van zijn maten. De overlevenden zouden nog een lange weg te gaan hebben om hun leven weer enigszins op orde te krijgen. Velen hadden zware verliezen geleden en flinke littekens opgelopen. Er was veel wat hersteld en weer opgebouwd moest worden. Ook Jenny zou dat gaan doen, ofschoon dat het laatste was waar ze mee bezig was toen ze terugliep naar huis; een huis waar Wim nooit meer langs zou komen.

Het huis wat ook erg leeg met alleen Jenny en haar moeder. De oudste broer was na zijn vlucht eventjes thuis geweest waar zijn moeder hem had ontluist waarna hij door zijn echtgenote uit Loenen was opgehaald. Maar waar hij nu was? Gelukkig kregen ze al snel bericht van de jongere broer. Hij was vrijgelaten uit de gevangenis in Berlijn (kennelijk had hij zich misdragen) en had te voet de reis naar Nederland ondernomen. Soms kreeg hij een korte lift, maar bij één van die liften werd hij ook nog eens beroofd van zijn laatste, schamele bezittingen. Uiteindelijk heeft hij Nederweert weten te bereiken, onder de luis en met kapotte voeten. Daar werd hij een tijdje op een boerderij gehuisvest om weer ‘bij de mensen’ te komen. Jenny, haar broers en haar moeder hadden de oorlog overleefd.

Hoe pak je dan het leven weer op? Eigenlijk vooral door te blijven werken. Er was genoeg te doen na vijf jaar oorlog. Doen, dat was het devies en tijdens dat doen helen langzaam, door de jaren heen, de wonden. Maar nooit helemaal. Haar omgeving vond het eigenlijk maar ‘gewoontjes’ wat ze had gedaan. Terugkijkend kun je zeggen dat het op dat moment ook wel enigszins begrijpelijk was. Iedereen had zijn of haar eigen leed en zorgen. Zo zou het nog jaren duren voordat de jongste zus van Wim, Erna, contact met haar zou opnemen; het koste haar kennelijk erg veel moeite en tijd om zaken in het juiste perspectief te zetten en barmhartigheid te tonen. Dat gold ook voor het Joodse meisje en haar moeder, de Van Hasselts, die ondergedoken hadden gezeten in de pastorie. Jaren later kreeg Jenny uiteindelijk een bedankje van haar vanuit het buitenland. 

In 1985, 40 jaar later, kreeg Jenny het Verzetsherdenkingskruis, met dank aan Prins Bernhard.  Op 29 augustus 2015, nog eens 30 jaar later, had ze de eer om met een beperkt aantal andere oud verzetsstrijders door de Stichting Samenwerkend Verzet 1940-1945 uitgenodigd te worden voor een bijeenkomst in Doorn (de plaats van de marinierskazerne en trainings- en nazorgcentrum De Basis) in het kader van zeventig jaar vrede. Deze bijeenkomst werd extra bijzonder doordat de lege stoel (met armleuningen) naast haar uiteindelijk werd ingenomen door Koning Willem-Alexander met wie zij een goed gesprek had. Ze heeft hem verteld over Wim en over haarzelf en natuurlijk over het overlijden van Wim op 5 mei 1945. De koning reageerde met: ‘Dan heeft u zeker weinig vreugde beleefd’. Waarop zij antwoorde: ‘Nee, alleen maar verdriet’. 

De stichting is, of was, een overkoepelende organisatie van alle Nederlandse oud-verzets-organisaties. Van de oorspronkelijke 9000 leden waren er in 2016 nog maar 116 in leven. Met 21 van hen is er nog een allerlaatste reünie geweest, wederom in Doorn. Voor 4 mei a.s. is ze uitgenodigd voor de herdenking op de Dam in Amsterdam; wederom een geweldige eer, en dat op je 94e. En ze gaat. Het is een eer die zij vooral opdraagt aan Wim.

Ik neem na twee uur afscheid van haar. Ik vraag hoe ik het beste mijn verhaal aan haar op kan sturen zodat ze kan controleren of ik alles goed opgeschreven heb. ‘O’, zegt ze, ‘dat ontvang ik graag op mijn iPad. Ik zal u mijn e-mail adres geven’. Een adres wat ze uit haar hoofd weet. Eigenlijk ben ik niet eens verbaasd. Iemand die in de cliëntenraad van het tehuis zit ‘omdat er toch iemand moet opkomen voor die oude stakkers die dat zelf niet meer kunnen’ heeft natuurlijk een iPad en een e-mail adres. 

Ze is bijna 94. Ze heeft geen directe familie meer. Ze gaat naar de herdenking op de Dam ondanks een lijf dat niet meer goed wil, maar ze heeft nog altijd een zeer heldere geest. Een heldere geest die ze nog altijd gebruikt ten behoeve van haar medemens.…………………….